1992
Bijlmerramp in beeld: de onvergetelijke nacht die Nederland voor altijd veranderde
Gloeiend pijn in 't donker...
Zondag 4 oktober 1992. Tijdens het diner pakt in een restaurant in Sint Nicolaasga iemand een microfoon om te zeggen dat er een toestel van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al is neergestort op een woonwijk in Amsterdam. De Bijlmer. “Ik hoorde het om zeven uur. Ik ben meteen gaan rijden, terug naar Amsterdam. In de polder bij Muiderberg zag ik het: één vuurzee. Om half negen was ik thuis. Ik heb de Amsterdamse zender AT5 aangezet en heb tot diep in de nacht naar de beelden gekeken, proberend te begrijpen wat die beelden betekenden,” vertelt de voorzitter van de Calamiteiten Commissie. Het BCE moest aan de gang. En gauw.
Schade-expert Cees Plasmeijer vertelde indertijd waar hij was: het was een mooie, heldere dag geweest en op het moment van de ramp was hij nog steeds aan het vissen in de Amstel. Hij kwam die avond thuis en zijn dochter zei: ‘Pa, er is een vliegtuig neergestort in de Bijlmer.’ Hij zei zoiets van: ‘hoe kom je aan die flauwekul’. Maar hij wist dat het waar moest zijn. Meteen gingen zijn hersens draaien, heel vaktechnisch – hoe groot was dat vliegtuig, hoe groot was die flat, hoeveel schade betekent dat dan? Pas toen hij de beelden op tv zag, werd de ramp echt voor hem. Het was veel erger dan hij had gedacht. De rest van de avond heeft hij zitten wachten op het telefoontje. Je wéét dat je gebeld gaat worden, dat je erheen moet, want het BCE staat nu eenmaal in de rampendraaiboeken van de overheid.
Een bordje 'Expertise'
Maandagochtend belt de toenmalige voorzitter van het BCE, Pim Polak Schoute. Samen met salvage-coördinator Cees Dronkers, een collega-expert die toevallig dat weekeinde salvagedienst had, reden de BCE voorzitter en het bestuurslid calamiteiten naar de Bijlmer. Gespannen als snaren. Naar de sporthal Bijlmer, waarvan iemand ’s nachts de deuren had opengezet en waar slachtoffers en hulpverleners zich hadden verzameld. Ze konden er zomaar binnenlopen. Overal legerstretchers. Op de helft zitten of liggen mensen, voor zich uit te staren of te huilen. Gespannen kijken naar iedereen die de hal binnen komt, of het misschien familie of een bekende is. Langs de kant, tegen de klimrekken aan, staan tafeltjes met naambordjes erop. ‘Expertise’ staat er op één zo’n bordje. Daar zijn ze dan maar achter gaan zitten. Op het tafeltje ernaast een bordje met ‘Ghana-Suriname-Herhuisvesting’ erop. De ‘Verzekeraars Hulpdienst’ is er ook. Maar niemand kan iets doen. Het is pure chaos in die hal, niemand weet iets. Niet wie waar gewoond hadden, wie vermist worden, wat er in dat vliegtuig zat. Iedereen is op zoek naar iedereen, naar iemand die weet of zijn vrouw en kinderen dood zijn of nog leven. Tussendoor zijn kindertjes aan het voetballen en pret aan het maken. Het is heel onwezenlijk allemaal. Ze zitten er van tien tot twaalf uur, in pak en stropdas. De meeste mensen om hen heen zijn niet eens te verstaan.
Het gevoel van voyeurisme, maar vooral onmacht slaat toe. Uiteindelijk gaan ze maar weg. Het lijkt toch zinvoller om vanuit kantoor de zaken eerst maar eens voor te bereiden. Drieënveertig doden zouden onder de puinhopen worden teruggevonden. Omdat veel van de getroffen woningen door illegalen bewoond werden, mensen zonder huur-contract, identiteitsbewijs, vrienden of bekenden, ligt het werkelijke aantal doden misschien veel hoger dan dat. Dan zijn ze dood, maar door niemand vermist.
Mayday
Twee minuten voor half zeven zondagavond 4 oktober. El Al-vlucht 1862, zojuist opgestegen, zendt een noodkreet naar de verkeersleiding op Schiphol: “Mayday. Mayday. We have an emergency!” De Boeing heeft motoren nummer drie en vier verloren. Letterlijk. Dat is gezien door diverse getuigen, gemeld door de Kustwacht en de radarprint van de verkeersleiding op Schiphol bevat zelfs twee zwarte vlekjes die aange- ven dat er substantiële delen van het vliegtuig naar beneden zijn gevallen: de duizenden kilo’s zware motoren aan de rechtervleugel. Motor drie, aan de binnenkant, brak het eerst af en knalde tegen motor vier. Die werd eveneens van de vleugel gerukt. Of de piloot zelf meteen in de gaten heeft dat hij de motoren kwijt is, is niet duidelijk. Hij wil in ieder geval onmiddellijk terugkeren naar Schiphol.
Om 18.34 uur zet het El Al-toestel boven Weesp de daling in. Om 18.35 uur, het vliegtuig bevindt zich boven de Gaasperplas, raakt het uit balans en helt sterk naar rechts over. “Going down, going down” hoort verkeerstoren Schiphol de Israëlische piloot op dat moment zeggen en dan verdwijnt El Al 1862 van de radar. De rampvlucht eindigt in de knik waar de flats Groeneveen en Kruitberg in de Amsterdamse Bijlmer met elkaar verbonden zijn. In de logboeken van die avond van het brand- weerkorps regio Amsterdam staat dat er vrijwel onmiddellijk een brand en ontploffingen gemeld worden door bewoners van de Bijlmer. Seconden later klinkt door alarminstallaties in alle kazernes in de regio dat hun voertuigen naar de Verrijn Stuartweg moeten voor een neergestort vliegtuig. “Stuur alles wat u overhebt!” klinkt het dringend.
18.42 uur: De bemanning van de eerste brandweerwagen ter plekke meldt in verbijstering aan de centrale dat “hier alles zo’n beetje brandt. Er ligt hier zoiets als een vliegtuig. De flat die ik zie staat helemaal in de brand. Zoiets heb je nog nooit van je leven gezien.” Ze smeken om versterking. “Alles wat we hebben, rijdt,” antwoordt de centrale, “de hele mikmak is onderweg.” De flat brandt met gehoorverwoestend kabaal. Mensen rennen er vandaan, terwijl vanuit andere flats minstens zoveel mensen er juist naartoe rennen. In het licht van het vuur is te zien dat bewoners tussen de vlammen over de galerijen hollen. Sommigen springen. Op straat gilt iemand: “We komen jullie halen, blijf staan!” maar ze springen toch. In de lading van de Boeing zat onder andere parfum. De flesjes ont- ploffen en temidden van die geur staan mensen apathisch naar een brandend manshoog landingsgestel te staren. De hele nacht gaat het blussen door en rijden ambulances af en aan. Tegen zonsopgang wordt het sein ‘brand meester’ gegeven.
’s Ochtends is het op de plek van de ramp zó stil, dat je vogels kunt horen fluiten. Geen laaiend vuur, geen sirenes, geen schreeuwen. De ontreddering is te groot, de stilte oorverdovend. Mensen zijn op de puinhopen met stenen aan het sjouwen. Verkrampte ogen. Verbrande bomen. Verdwaalde babysokjes. Een driewieler met een muur erbovenop.
Boutje
De ramp in de Bijlmer is begonnen met een inferieure veiligheidsbout in de ophangslee van de derde motor. Die zogenoemde midspar fuse pin is gebroken, waarna het complete ophangsysteem het heeft begeven. Specialisten van Boeing en de Amerikaanse National Transportation and Safety Board (NTSB) trekken de conclusie dat de ophangconstructie voor de motoren “niet toereikend is gebleken om het vereiste veiligheidsniveau te verzekeren”. Gevolgd door de aanbeveling om van de ruim negenhon- derd jumbo’s die wereldwijd rondvliegen de constructie ingrijpend te wijzigen. Een operatie die de vliegtuigfabrikant in Seattle honderden miljoenen dollars zal kosten. Ook de luchtvaartmaatschappijen hebben een flinke schade, omdat ze de aanpassing voor eigen rekening moeten uitvoeren.
Iedereen doet alles
Terwijl buiten het puinruimen begint en naar doden wordt gezocht, is het binnen in de sporthal pandemonium. De sporthal wordt het centrum van alles. Daar verzamelt men zich, daar komen familieleden zoeken naar vaders, moeders, broers en zusters, daar is er koffie en hebben overlevenden een dak boven hun hoofd. Daar kun je vragen hoe het verder moet. Van regels of procedures is geen enkele sprake in die eerste fase. Duizend-en-een dingen moeten gebeuren. Iedereen die er al dan niet bij toeval is, doet gewoon waar hij of zij goed in is. Niemand die naar diploma’s of bevoegdheden vraagt. Er worden oplossingen verzonnen voor steeds meer, steeds nieuwe problemen die dan zonder meer probleemloos worden opgelost.
Iemand begint een lijst van vermisten aan te leggen. Iemand belt iemand die iemand belt voor meer bedden en dekens. Iemand belt het telefoonbedrijf voor extra telefoon- en faxlijnen, die prompt komen, iemand licht de meer dan honderd journalisten die op de ramp af zijn gekomen voor, iemand leidt de burgemeester en later die dag, de Koningin rond. Het Leger des Heils verschijnt met pannen soep, maar er circuleren ook taarten en pannen Surinaams eten, gebracht door omwonenden. Er gebeurde van alles, maar er kwam nooit een snipper papier waarop dat geformaliseerd werd. Het moest gebeuren en dus gebeurde het.
Buiten de sporthal lijkt het een oorlogsgebied. Van zesenvijftig woningen was helemaal niets meer over, die waren letterlijk van de aardbodem weggevaagd. Waar die waren, was nu een zwart gat. Steeds als je kijkt naar dat afschuwelijke, roet omrande gat, realiseer je je dat wie er had gewoond waarschijnlijk totaal verast was. Hele gezinnen, of moeders met hun kinderen, de vaders in die sporthal naar hen op zoek. Met de ongeveer tweehonderd woningen links en rechts van het zwarte gat was tot algemene verbazing niets aan de hand, behalve dat de bewoners ervan weg waren. Van sommigen was bekend dat ze naar familie, hotels, vrienden waren gegaan, maar van heel veel adressen had niemand een idee wie er hadden gewoond. De buren, de woningbouwvereniging, de gemeente, niemand had een flauw idee.
De wijk stond bekend om het hoge percentage illegale bewoners. Op de deur kon ‘Van der Wouden’ hebben gestaan, terwijl achter die deur dan bijvoorbeeld twaalf Ghanezen hadden gewoond, en achter de volgende deur, twaalf Peruanen. Of zestien, dat wisten de buren dan niet zeker. En hoe die mensen heetten wisten de buren al helemaal niet. Waar die illegale bewoners nu waren? Niemand wist het. Of ze nog leefden? Geen antwoorden. De illegalen durfden zich niet te melden, waarschijnlijk uit angst het land uitgezet te worden.
Pal voor de slachtoffers
Aan de inventarisatie van het verlies aan mensenlevens wordt de hele week met man en macht gewerkt en ook met de afhandeling van de materiële schade wordt al snel een begin gemaakt. Uit onderzoek blijkt dat veertig procent van de schade is verzekerd en kan worden geclaimd bij verzekeraars. Zestig procent van de schade is onverzekerd. Gezien de samenstelling van de bevolking van de Bijlmer mag dat weinig verbazing wekken: het merendeel van de bewoners van de getroffen flats is afkomstig uit culturen waar verzekerd zijn geen vanzelfsprekendheid is. De illegalen die er hadden gewoond hadden zich niet eens kúnnen verzekeren als ze dat al hadden gewild. Die onverzekerde schade zal wel degelijk vergoed worden: in een samenleving als de Nederlandse staan overheden pal voor slachtoffers van rampen. Geen enkele getroffene van het verschrikkelijke ongeluk in de Bijlmer zou aan zijn financiële lot overgelaten worden. Overigens niet uit de overtuiging dat geld leed kan wegnemen. Maar met geld kunnen mensen wél de controle over hun bestaan herstellen.
Aan het BCE het verzoek om onafhankelijke Register Experts te rekruteren om de schade – verzekerde zowel als onverzekerde – te inventariseren en beoordelen, zodat zo snel mogelijk tot uitbetaling overgegaan kan worden.
Intieme gesprekken
Met twee categorieën schade krijgen de experts in de Bijlmer te maken. Er zijn de huizen die compleet zijn weggevaagd en waarvan de bewoners vermist en naar alle waarschijnlijkheid dood, of zéker dood zijn. Zekerheid over dood of leven is er alleen als stoffelijke resten gevonden zijn die ook nog geïdentificeerd kunnen worden. In deze gevallen zijn schade-aangiftes van nabestaanden nodig. Maar hoeveel doden zijn er precies, wie zijn het en waar moeten de nabestaanden van illegale slachtoffers gevonden worden? Veel werden gevonden via kerken, de woningbouwvereniging en met hulp van buren, onderwijzers, huisartsen.
Iets te onderzoeken aan deze categorie schade was er niet, want er was niets meer. Er was dat zwarte gat. De gewone dingen kun je wel bedenken: hoeveel vierkante meter vloerbedekking er gelegen moet hebben, dat is uit te rekenen, want men wist hoe groot die flats waren. Dat er een wasmachine en een tv geweest moeten zijn, dat er hoogst- waarschijnlijk een bankstel heeft gestaan, zoiets is te raden. Maar
verder moest het BCE het doen met wat nabestaanden over de doden vertelden: wat was de gezinssamenstelling geweest, hoe oud waren ze, hadden ze hobby’s? Was iemand een muziekliefhebber geweest, dan hadden er waarschijnlijk een geluidsinstallatie en een collectie cd’s in de woning gestaan. Hielden ze van mooie kleren of maalden ze daar niet om? Hielden ze van boeken? Waren de doden juwelendragers geweest? In sommige culturen zetten mensen al hun geld om in gouden juwelen. Was er sprake van familiezilver? Het waren heel intieme gesprekken over de levens en liefhebberijen van mensen die van de aardbodem verdwenen waren. Zonder bewijsmateriaal waarvan dan ook moesten de experts en BCE-coördinatoren het heel erg hebben van ervaring en mensenkennis.
Die gesprekken met nabestaanden duurden tot vele maanden na de ramp. Zolang duurde het soms voordat nabestaanden gevonden waren, maar ook was de familie soms niet in staat om eerder over de dode geliefden te praten. Een man die zijn vrouw en kinderen verloren heeft, heeft wel iets anders aan zijn hoofd dan hoeveel hij terugkrijgt voor de wasmachine en z’n cd’s. Kinderen die hun ouders kwijt zijn: waar willen die over praten?
Knokken tegen tranen
Het vak van experts is: het controleren van geclaimde schade. Om aan te tonen dat de geclaimde videorecorder echt bestond, zal een schade- expert altijd vragen om een bonnetje. In de Bijlmer niet. Dienstbaarheid, snelheid en coulance waren hier het belangrijkst.
De Bijlmerperiode was voor sommige schade-experts de zwaarste die ze in hun professionele leven hebben meegemaakt. Het was heel precair balanceren tussen de noodzaak de schades op rechtmatige en recht- vaardige wijze af te handelen en tevens intens medeleven te hebben. Het is heel zwaar om tussen zoveel verdriet op zo grote schaal te zitten. Door mee te huilen help je niemand, maar het is wèl knokken tegen je tranen weten veel experts nu. Veel pauzes werden in de gesprekken over de doden ingelast. Als het de slachtoffers te machtig werd. Maar ook de experts hadden het wel eens te kwaad. In het normale leven gezonde slapers: zo niet in die tijd in de Bijlmer.
Gedekte tafels
De tweede categorie schades is die, geleden door mensen die in de ongeveer tweehonderd woningen naast het zwarte gat hadden gewoond.
Beide getroffen flats zullen worden gesloopt. Voor alle bewoners zullen andere woningen worden gezocht en tot die tijd moeten hun inboedels worden opgeslagen. Het BCE wordt verzocht deze operatie van de grond te trekken en binnen 48 uur af te ronden. Hoe? Dat moet het BCE zelf maar uitzoeken.
Het wordt een ervaring die de schade-experts nooit zullen vergeten. Kort samengevat: de experts hebben alle bewoners die ze konden vinden de gelegenheid gegeven om hun woning te bezoeken, wat dingen te pakken die ze per se nodig hadden, zoals papieren en wat kleding voor hun kinderen, waarna snel ingehuurde verhuisbedrijven de complete inboedels in containers pakten en afvoerden naar een opslagplaats. Een nachtmerrie was het. Eerst gingen de experts zonder bewoners in een aantal van die woningen poolshoogte nemen, kijken wat ze moesten verwachten. “Met de brandweer zijn we die flats binnengegaan. Het was onwerkelijk. Alleen de stank, van brand, kerosine, rotting en ontbinding was heel erg echt”, vertellen de experts.
Het verhaal van die rampzalige zondagavond ging leven tijdens die bezoeken. Velen waren op het moment dat de Boeing zich in de flats boorde thuis geweest. Het was halfzeven: Studio Sport zou zo beginnen en het was etenstijd. Waar je ook kwam, de pannen met eten stonden nog op het fornuis. Tafels waren gedekt. Mensen waren klaar om aan te schuiven toen de klap kwam. Ze zijn zó naar buiten gerend en niet meer in hun huizen terug geweest. Het was om kippenvel van te krijgen. Door een bizarre speling van het lot waren die woningen helemaal intact. Aan de andere kant van de muren zat dat zwarte gat, en in deze woningen zaten er zelfs geen haarscheurtjes in de muren. Geen wijnglas of melkbeker was er omgevallen. Het zag eruit alsof er niets gebeurd was, behalve dan dat alle menselijk leven plotsklaps was weggerukt.
Ook de duisterder kanten van het leven in de Amsterdamse Bijlmer kwamen de schade-experts tegen. Eén flat was helemaal leeg, op een scooter middenin de huiskamer na en een andere flat stond vol gesto- len motorfietsen. In weer een andere flat lagen achttien matrassen op de grond, elk met een hoopje kleren ernaast, die nu bewogen van de kakkerlakken. In die ene woning hadden dus achttien mensen gewoond. Waar zijn die nu? Niemand weet het, ze hebben zich nooit gemeld.
De grote ontruimingsoperatie
Toen het tijd werd voor de grote ontruimingsoperatie, konden bewoners zich melden in de sporthal. Naar gelang hun adres kregen ze een volgnummer. Was hun nummer aan de beurt, dan mochten ze in een bus stappen. De schade-experts reden mee in die bussen. Het was verscheurend om te zien hoe die mensen door de raampjes naar het puin keken en naar de bergingstroepen die nog steeds naar lijken zochten. Emoties liepen hoog op. Ze waren doodsbang voor wat ze zo meteen in hun woningen zouden vinden. Tevoren was met de bewoners afgesproken: er gaat niet met gordijnen en koelkasten gesjouwd worden, dat soort dingen blijft allemaal staan en wordt ook niet opgeslagen. Alleen sieraden, een paspoort, geld, wat kleding voor de kinderen, dus alleen wat echt nodig is, wordt meegenomen. De bewoners konden aanwijzen wat er per se opgeslagen moest worden voor in de nieuwe woning. De rest werd total loss verklaard.
Bij de getroffen flatgebouwen aangekomen, gaat het door het trappenhuis naar de woningen. Liften doen het niet meer, dus oude mensen moeten naar boven worden geholpen. Op iedere verdieping staat een medewerker van het RIAGG klaar en de brandweer en de politie blijven er ook bij. Ieder slachtoffer krijgt een eigen expert mee de woning in.
De mensen kregen een halfuur, meer tijd was er niet, want tweehonderd woningen moesten leeg in twee dagen. De experts registreerden wat mensen inpakten en meenamen, registreerden wat opgeslagen moest worden en registreerden wat achter zou blijven en later dus vervangen zou moeten worden. En dan terug naar de bus beneden, die mensen in tranen, en weer naar de sporthal. Zodra iedereen de woning had verlaten, kwam een van de verhuisbedrijven binnen om de container te vullen en af te voeren. Een halfuur rustpauze en dan met de volgende groep die bus in. Maar niemand is van ijzer, niemand heeft een hart van steen.
Moeilijk was ‘de Bijlmer’. De experts hebben het jaren na dato nog steeds over die juf die met haar kleuterklasje bloemetjes bij het hek rond de flats kwam leggen als groet aan dode klasgenootjes. Pal naast de keet waarin de experts de schadeformulieren aan het invullen waren. De mannen van het BCE zullen nooit vergeten hoe mensen over die onheilsplek dwaalden. Op zoek naar vader, moeder, kinderen. Op zoek naar antwoorden. Antwoorden die, zoals bij alle rampen, vaak pas jaren later komen.